De Ontluikende Roos

voor het te laat is

Mijn man en ik waren op Bevrijdingsdag op bezoek bij mijn 92-jarige moeder. Ze was achttien toen de oorlog eindigde. “Waar was je eigenlijk op 5 mei 1945?”, vroeg mijn man haar tijdens de koffie. Mijn moeder stak van wal. Er kwamen verhalen over gebeurtenissen die ik al kende maar ook verrassende, nieuwe feiten over een ‘schootsveld’ en een poppenhuisstoofje…

Mijn moeder is geboren in IJmuiden in een gezin met vier kinderen. Mijn opa en oma hadden een ‘Manufacturen en Stoffeerderij’ winkel met tapijt, gordijnstoffen, lakens, handdoeken, ondergoed. Opa ging met koopwaar langs de huizen, oma stond achter de toonbank. Ik wist dat het gezin ergens in ’42 moest evacueren naar Haarlem, maar waarom was mij tot nu toe onbekend. Mijn moeder legde uit: “Als havenstad was IJmuiden een strategische plek voor de bezetter om eventuele aanvallen van de Engelsen of de Geallieerden af te weren. Om die reden werd er een ‘schootsveld’ aangelegd, een lege strook voor het plaatsen van artillerie. Huizen en beplanting in dit gebied werden verwijderd en dit was de aanleiding dat een groot deel van de IJmuidenaren moest evacueren.”

De winkel van mijn opa

poppenhuis
Niet alle spullen konden mee naar Haarlem. Mijn moeder en haar oudere zus hadden een prachtig poppenhuis dat werd gestald op de zolder van de winkel. Het bleek bij terugkeer verdwenen. Mijn moeder heeft als enig aandenken een stoofje van poppenhuisformaat dat al jaren op een plank in de boekenkast staat… en waarvan ik nu pas de herkomst begrijp. “Het poppenhuis is gemaakt door een oom van mij die timmerman was”, vertelde mijn moeder, “hij had tijdens de crisisjaren weinig werk. Mijn vader probeerde hem soms wat werk te verschaffen. Het poppenhuis had twee verdiepingen en er zat zelfs licht in, met lampjes op batterijen!” Of het stoofje en de overige meubeltjes ook door haar oom zijn vervaardigd, weet ze helaas niet.

Het stoofje als herinnering aan het poppenhuis

geluk
Het gezin heeft veel geluk gehad, zo blijkt. Eigenlijk door de winkel. De overgebleven winkelvoorraad kon na evacuatie worden gestald in een winkelpand van een collega in Haarlem. Daardoor kon opa blijven venten. “We hadden het relatief goed qua eten in de oorlog. Ook tijdens de beruchte hongerwinter van ’44/’45. Alles was inmiddels op de bon en je kreeg een half brood per persoon per week. Maar mijn vader ging nog steeds langs de huizen met zijn koopwaar en bezocht een aantal boeren in de omgeving van Haarlem en ruilde lakens en handdoeken tegen etenswaren. Ook mochten we bij een boer iedere dag twee flessen melk halen. Mijn zus had een tasje aan het fietsstuur hangen om de melk mee te vervoeren. De flessen waren natuurlijk zwaar en ik zal nooit vergeten hoe een fles door het tasje zakte en kapot viel. Dat was een drama natuurlijk!”

allang blij
Tijdens hun afwezigheid woonden er Duitsers in de winkel en het winkelhuis. Uitgeleefd lieten ze na de bevrijding het pand achter. “Maar we waren allang blij dat de winkel er nog stond. Het had ook anders gekund. In Haarlem waren een paar huizen in vlammen opgegaan, aangestoken door de bezetter. Een vergeldingsmaatregel voor een overval op een plaatselijk distributiekantoor waar verzetsstrijders persoonsbewijzen hadden buitgemaakt.” Na een flinke opknapbeurt verhuisde het gezin terug naar IJmuiden. Op 31 augustus 1945, herinnert mijn moeder zich nog goed: “De verjaardag van Koningin Wilhelmina en de eerste keer dat de bevrijding van de Duitse en Japanse bezetter werd gevierd. Verhuizers hadden het vreselijk druk in de maanden na de bevrijding en deze dag bleek nog beschikbaar. Mijn vader was heel praktisch: ‘dat doen we dan maar’.”

één cent per ringetje
Ook over de winkel hoorde ik in dit gesprek nieuwe dingen. Oma naaide de gordijnen die klanten hadden besteld. In het geval van vitrage kwamen er kleine ringetjes aan. Per aangenaaid ringetje verdiende mijn moeder één cent. Tien opgespaarde centen was een heel bedrag in die tijd!
Tijdens de eerste jaren van de oorlog – toen dingen nog niet op de bon waren – kwam er een klant in de winkel die ondergoed voor haar dochter wilde kopen. “Doe er maar twaalf, want je weet maar nooit”, zei de klant. Mijn moeder stond te klapperen met haar oren: “Zoveel onderbroeken! Maar de klant had een vooruitziende blik!”

voor het te laat is
Tijdens de Dodenherdenking op de Dam zei de burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, in haar toespraak: “Er zijn steeds minder mensen die de tweede wereldoorlog zelf hebben meegemaakt.” Ik ben me ervan bewust dat mijn moeder één van hen is. En dat we haar nu nog vragen kunnen stellen. Voor het te laat is.

verhalen verbinden
Ik merk – in dit geval met mijn moeder, maar ook met klanten – dat bij het stellen van ‘gewone’ of ‘niet alledaagse’ vragen er bijzondere verhalen loskomen. Je kunt vragen stellen over gebeurtenissen in iemands leven, maar spullen, bijvoorbeeld dierbare voorwerpen, lenen zich hier ook bij uitstek voor. De verhalen maken deel uit van de geschiedenis van iemands leven. Naast nieuwe feitelijke informatie kunnen de verhalen een helende werking hebben voor zowel verteller als luisteraar, en bijdragen aan een verdieping van het wederzijds contact.

Een vraag? Bel of mail: 06 47 44 26 80 of info@deontluikenderoos.nl.

Inspiratie van de ontluikende roos ontvangen? Abonneer je gratis op: ‘la vie en rose’,
10 keer per jaar een email vol opruimwetenswaardigheden!